Dorpsgek
Ik kan me vaak enorm opvreten. Als ik het ergens niet mee eens ben, of juist wel. En dan wil ik dat graag van me af schrijven. Soms vreet ik mezelf letterlijk op. Vooral in de file. Als ik geen kant op kan, en niets anders kan doen dan de versnelling constant in z’n 1 zetten. Als er dan geen snoep in de auto ligt, dan knaag ik op mijn nagels. En als die op zijn, dan de nagelriemen. Net zo lang tot ik van die rode, ontstoken klauwtjes heb. Tegen de tijd dat ik thuis ben en kan aanschuiven achter de qwerty, dan doen mijn vingers zo’n zeer dat ik andere afleiding moet zoeken. Wanneer mijn vingers weer hele columns kunnen ‘vertikken’ ben ik allang mijn inspiratie kwijt. Gelukkig zijn er prikkels in overvloed:
Als je een dienstverlenend beroep hebt, dan kom je regelmatig met mensen in aanraking. Omdat ik mijn werk vaak uitvoer tussen 08:00 uur in de morgen tot vier uur ’s middags kom ik praktisch alleen Vutters, rijke stinkerds en Wajongerts tegen. Af en toe tref ik ook een manager in krijtstreep, maar de 50-plussers vormen de hoofdmoot. Wat ik met deze mensen zoal meemaak is soms te bizar voor woorden en daarom is het tijd dat ik het toch in woorden probeer te vatten.
Thuis valt ook genoeg te beleven, of op de weg. Met de hond in het bos. En voor de rest overal, na een borrel.
Over het nieuws kan ik me ook enorm opwinden. Als er politieke of maatschappelijke ontwikkelingen zijn die niet stroken met mijn persoonlijke opvattingen dan zal ik ook niet schromen om dat in een verhaaltje uit de doeken te doen.